Werken onder vennootschapsvorm is niet altijd ‘veiliger’ dan als eenmanszaak.
Wie alleen een zaak wil starten, heeft in principe de mogelijkheid om dit als eenpersoons-bvba, dan wel als eenmanszaak te doen. Bij die keuze gaat men best niet over één nacht ijs. Een van de elementen die op dat ogenblik in de weegschaal gelegd worden, is het risico dat het privé-vermogen loopt. In de EBVBA loopt de vennoot/zaakvoerder in principe slechts risico ten belope van wat hij heeft ingebracht in de vennootschap, daar waar hij bij een eenmanszaak instaat met zijn volledig vermogen. Althans, dat is de theorie…
Tegenwoordig kan men zonder startkapitaal een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid oprichten. Voor de S-BVBA heeft men in theorie slechts één euro nodig. In een gewone eenpersoons-bvba dient men minstens 18 550 euro in te brengen, waarvan 12 400 euro bij de oprichting effectief dient te zijn gestort. Dit is al bij al een beperkt bedrag dat wordt onderworpen aan het ondernemingsrisico in vergelijking tot de handelaar-natuurlijk persoon wiens volledig vermogen risico loopt.
Het kan echter ook voorvallen dat de zelfstandige er bij faillissement beter uitkomt dan de eigenaar van een vennootschap!
Ingeval van faillissement van een handelaar-natuurlijk persoon worden al zijn bezittingen verkocht en wordt de opbrengst verdeeld onder de schuldeisers. Heeft hij zich correct gedragen voor en tijdens het faillissement, dan zal de zelfstandige door de rechtbank verschoonbaar worden verklaard, waardoor hij van zijn vroegere schulden bevrijd wordt. Zijn privéwoning kan hij onder bepaalde voorwaarden uit de handen van de curator houden en sommigen hebben het ‘geluk’ gebruik te kunnen maken van de roerende bezittingen die eigendom zijn van de echtgeno(o)t(e), met wie de zelfstandige – het zal niet verbazen – met scheiding van goederen gehuwd is…
De zaakvoerder van de bvba heeft ogenschijnlijk minder zorgen, want hij heeft slechts een deel van zijn vermogen aan het vennootschapsrisico onderworpen. De banken zijn uiteraard niet van gisteren en weten dat maar al te goed. Bij een kredietaanvraag eisen zij van de zaakvoerder dan ook dikwijls dat hij zich persoonlijk borg stelt voor de terugbetaling van het krediet. In geval van faillissement zal de onbetaald gebleven bankier zich dan ook wenden tot de zaakvoerder. Anders dan bij de eenmanszaak, is de verschoonbaarheid hier niet van toepassing en de regeling rond de bevrijding van kosteloze borgstellingen geldt niet ten voordele van de zaakvoerder, gezien hij winst wil halen uit zijn vennootschap, zodat de borgstelling niet ‘kosteloos’ is.
In tegenstelling tot de verschoonbare zelfstandige, zal de zaakvoerder dus verder blijven instaan voor de terugbetaling aan de bank.
Was hij maar beter “kleine zelfstandige” gebleven? Misschien wel, misschien ook niet. Professionele bijstand en advies bij het opstarten van een onderneming is onontbeerlijk om veilig in het ondernemingsleven te staan. De hierboven geschetste problematiek is slechts een voorbeeld van de vraagstukken waarmee rekening dient te worden gehouden.
Frederic Leleux
Advocaat
Master of business law