Flex Advocaten

Vennootschapsrecht

Nieuw Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen van kracht op 1 mei 2019.

Het heeft veel voeten in de aarde gehad maar op donderdag 28 februari 2019 werd door de plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers het ontwerp van het nieuwe Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (het “WVV”) goedgekeurd. Daarmee is het WVV vooralsnog één van de weinige grote projecten, zoniet het enige, dat in staat was om de Marrakesh-crisis te overleven en waarvoor minderheidsregering Michel II ternauwernood alsnog een meerderheid kon vinden. Een politieke analyse van deze merkwaardige vaststelling hoort wellicht elders thuis maar het toont alleszins het belang aan van het nieuwe wetboek over het vennootschapsrecht.

Eén van de belangrijkste doelstellingen van het nieuwe WVV, dat vanaf 1 mei 2019 (stelselmatig) in werking zal treden, is om het Belgisch vennootschapsrecht te moderniseren in het licht van de huidige noodwendigheden van het ondernemingsleven. Lees: men wil ondernemingen uit België concurrentiëler tegenover andere (Europese) landen maken door het vennootschapsrecht flexibeler te maken. Zo kan België bijvoorbeeld makkelijker de concurrentie aangaan met de Engelse Limited, die geen minimumkapitaal vereist en mede daardoor heel populair is (zelfs voor ondernemingen die zich niet eens op de Engelse markt richten).

Tegelijk werd getracht om het vennootschapsrecht completer te maken. Het beste voorbeeld hiervan is wellicht dat men de regeling in verband met de nietigheden van de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders heeft verruimd tot de bestuursbesluiten. Onder het oude wetboek vennootschappen was er geen nietigheidsregeling voorzien voor bestuursbesluiten.

Hieronder bieden we u een algemeen overzicht van de belangrijkste veranderingen en nieuwigheden die het WVV met zich mee brengt. Enkel de -op dit moment- hete hangijzers zullen worden besproken.

  1. De BVBA wordt de BV (Besloten Vennootschap)

De weglating van de woorden “beperkte aansprakelijkheid” heeft niet tot gevolg dat aandeelhouders van een BV niet langer niet aansprakelijk zijn voor de schulden van de vennootschap. Het duidt eerder op het feit dat een BV geen kapitaal meer zal hebben in de toekomst.

Dat er geen kapitaal meer zal zijn in de BV betekent niet dat er geen inbreng meer nodig is bij de oprichting van een BV. Integendeel, het heilige principe dat men geen vennoot van een vennootschap kan zijn zonder inbreng blijft uiteraard ook voor de BV behouden. Het kapitaal wordt vervangen door de notie ‘toereikend aanvangsvermogen voor de voorgenomen bedrijvigheid’. Uit wat zo’n toereikend aanvangsvermogen bestaat, of beter gezegd welke waarde deze moet vertegenwoordigen, hangt af van geval tot geval. Het aanvangsvermogen dat voor de ene voorgenomen bedrijvigheid ruim voldoende is, zal voor de andere te weinig blijken. Om te bepalen wat als ‘toereikend’ in aanmerking kan worden genomen moet worden gekeken naar het financieel plan, hetwelk aan bepaalde minimumvoorwaarden moet voldoen. Het financieel plan kent men reeds van bij de oprichteraansprakelijkheid en heeft tot doel een raming te maken van inkomsten en uitgaven in de eerste twee jaar na de oprichting van de vennootschap. Op basis hiervan moet dan het aanvangsvermogen worden bepaald én worden verantwoord.

Wil dit zeggen dat alle bestaande BVBA’s plots een financieel plan moeten maken? Uiteraard niet. De gevolgen van het verdwijnen van het kapitaal situeren zich hier vooral op boekhoudkundig vlak. De post kapitaal op de jaarrekening verdwijnt en wordt vervangen door de nieuwe post ‘inbreng’. Deze post wordt opgedeeld in enerzijds de statutair uitkeerbare inbreng en anderzijds de statutair niet-uitkeerbare inbreng. Het huidige kapitaal wordt dan overgeboekt naar de post statutair niet-uitkeerbare inbreng.

Het hebben van een toereikend aanvangsvermogen is niet het enige beschermingsmechanisme dat het verdwijnen van het kapitaal moet opvangen (kapitaalsvorming biedt immers een zekere bescherming van de schuldeisers). Er is een liquiditeitstest en netto-actieftest voorzien voor de BV in het WVV. Het eerste wil zeggen dat het bestuursorgaan moet zorgen dat de BV steeds in staat zal blijven om haar opeisbare schulden te voldoen voor de volgende 12 maanden. De netto-actief test impliceert dan weer dat het eigen vermogen niet negatief mag worden of zelfs dreigen te worden. In het geval de BV een statutair of wettelijk niet-uitkeerbare inbreng heeft, mag het eigen vermogen niet onder deze niet-uitkeerbare inbreng dalen of dreigen te dalen.

Deze netto-actieftest en liquiditeitstest komen aan de oppervlakte telkens wanneer de vennootschap een uitkering wil doen (men mag geen uitkeringen doen wanneer deze testen negatief zouden uitvallen). Daarnaast spelen deze principes een rol bij de alarmbelprocedure. Als wordt vastgesteld dat het eigen vermogen onder de bovengenoemde drempels daalt of wanneer de liquiditeit niet gewaarborgd is de komende 12 maanden, treedt namelijk de alarmbelprocedure in werking en moet de algemene vergadering worden bijeengeroepen om al dan niet te besluiten over de ontbinding van de vennootschap of het nemen van andere maatregelen.

Ook nieuw is dat de BV een (beurs)genoteerde vennootschap kan worden. De BVBA zoals we die nu nog kennen, kan daarentegen niet naar de beurs gaan.

  1. Bestuurdersaansprakelijkheid

Een belangrijke wijziging bij de bestuurdersaansprakelijkheid is dat aansprakelijkheid voor bestuurders wordt uitgebreid naar de feitelijke bestuurders. Ook deze laatste zullen dus vanaf 1 mei aansprakelijk zijn voor gewone bestuursfouten of overtredingen van de wet of statuten die zij hebben begaan in hun hoedanigheid van feitelijk bestuurder van de vennootschap. Op dit ogenblik zijn er al aansprakelijkheidsgronden voor feitelijke bestuurders in het insolventierecht (boek XX van het wetboek economisch recht) voor kennelijk grove fouten die hebben bijgedragen tot het faillissement of voor wrongful trading.

 Daarnaast wordt ook de hoofdelijke aansprakelijkheid uitgebreid onder het WVV. Onder het oude recht zijn bestuurders enkel hoofdelijk aansprakelijk voor overtredingen van de wet of de statuten én dit slechts wanneer zij een college vormen. Het nieuwe recht voorziet in een hoofdelijke aansprakelijkheid voor overtredingen van de wet of statuten ongeacht of de bestuurders een college vormen. Wanneer zij wel degelijk een college vormen, is er ook hoofdelijke aansprakelijkheid voorzien voor de gewone bestuursfouten.

Hetgeen in de aanloop naar de uiteindelijke goedkeuring van het wetboek voor de meeste problemen heeft gezorgd is de zogenaamde ‘cap’ op de bestuursaansprakelijkheid. Dit wil zeggen dat bestuurders maar ten belope van een bepaald bedrag aansprakelijk kunnen zijn.

Dit bedrag fluctueert tussen 125.000,00 EUR en 12 miljoen EUR en hangt af van de grootte van de vennootschap (op boekhoudkundig vlak). Oorspronkelijk was het de bedoeling dat deze cap te allen tijde zou gelden. Dit bleek echter op te veel (politiek) protest te stuiten waardoor de cap in de goedgekeurde versie van het WVV enkel geldt voor toevallige lichte fouten, een regime dat vergelijkbaar is met de aansprakelijkheidsbescherming van werknemers. Ook zij zijn niet beschermd tegen hun aansprakelijkheid voor zware fouten, bedrog of gewoonlijke lichte fouten.

  1. Vermindering aantal vennootschapsvormen

Nog een doelstelling van de wetgever was om het aantal vennootschapsvormen te verminderen. Kwestie van het vennootschapsrecht, toch op dat vlak, te vereenvoudigen.

Om te beginnen worden de tijdelijke en de stille (handels)vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid geïncorporeerd in de maatschap doordat een maatschap stille vennoten kan hebben of tijdelijk kan zijn. Heel grote veranderingen zal dit niet met zich meebrengen aangezien dergelijke vennootschappen, gelet op de afwezigheid van rechtspersoonlijkheid, sowieso zeer flexibel zijn.

De CVBA en de CVOA vloeien samen tot de CV (coöperatieve vennootschap). Deze vennootschap zal qua regelgeving, behoudens een aantal uitzonderingen, vrij gelijkaardig zijn aan de BV met dien verstaande dat men de CV wil voorbehouden aan de echte coöperatieve vennootschappen. De wetgever definieert deze als vennootschappen die tot voornaamste doel hebben aan de behoeften van hun aandeelhouders voorzien en/of hun economische en of sociale activiteiten te ontwikkelen. De aandeelhouders van de CV zullen ook genieten van het regime van de beperkte aansprakelijkheid.

Ook de commanditaire vennootschap op aandelen (de Comm. VA) verdwijnt. Dit wordt ondervangen door het feit dat de NV vanaf 1 mei slechts één bestuurder kan hebben (nu nog onmogelijk) die een sterke ontslagbescherming kan worden toegekend en zelfs een vetorecht kan hebben tegen statutenwijzigingen en uitkeringen aan aandeelhouders. Op deze manier krijgt de enige bestuurder in de NV bevoegdheden die gelijkaardig zijn aan die van de zaakvoerder in de Comm. VA.

De landbouwvennootschap verdwijnt ook doch kunnen de VOF, de Comm. V, de BV en de CV erkend worden als landbouwvennootschap. Een gelijkaardige regeling zal gelden voor de VSO (vennootschap met sociaal oogmerk). Deze zal uit het rechtsverkeer verdwijnen maar wel kan een CV erkend worden als sociale onderneming.

Vennoten en bestuurders van bovengenoemde afgeschafte vennootschappen hoeven geen schrik te hebben dat hun vennootschap er op 1 mei plots niet meer zal zijn. De wetgever voorziet in een overgangsregeling waardoor deze vennootschappen tot 1 januari 2024 de tijd krijgen om een andere vorm aan te nemen. Doen zij dit niet, dan worden zij van rechtswege omgezet in een vorm die het dichtst aansluit bij hun huidige vennootschapsvorm.

  1. Ook dit nog …
  • Voor de BV en de NV zal het mogelijk zijn om slechts één aandeelhouder te hebben zonder dat de wetgever hieraan een sanctie verbindt (zoals nu nog het geval is).
  • Vandaag is de regel dat in een vennootschap geen aandeelhouder kan worden uitgesloten van alle verlies of alle winst kan worden toegewezen (het zogenaamde verbod van het leeuwenbeding). Dit blijft zo met dien verstande dat de regel dat een aandeelhouder niet van alle verlies kan worden uitgesloten, wordt afgeschaft.
  • De NV kan onder het nieuwe recht ook een zuiver duaal bestuur hebben. Wanneer men hiervoor kiest, krijgt de vennootschap een Raad van Toezicht (benoemd door de algemene vergadering) die op haar beurt de leden van de Directieraad benoemt. De Raad van Toezicht zet dan het algemeen beleid en strategie uit en controleert de Directieraad samen met nog een aantal andere, al dan niet statutair, toegewezen bevoegdheden. De residuaire bestuursbevoegdheden zijn voor de Directieraad, die dus het eigenlijke bestuur uitoefent.
  • Zowel in de BV als in de NV zal kunnen worden gekozen voor een systeem van meervoudig stemrecht in de algemene vergadering.
  • Daar waar bestuurders van de NV onder het oude vennootschapsrecht steeds ‘ad nutum afzetbaar’ zijn, wordt dit in het nieuwe recht facultatief. Concreet wil dit zeggen dat op voorhand bijvoorbeeld een opzegvergoeding of -periode overeen kan worden gekomen met de bestuurder in de NV. Nu is dit nog onmogelijk.
  • Het toepasselijke vennootschapsrecht in de internationale sfeer zal niet langer bepaald worden op basis van de plaats waar de vennootschap hoofdzakelijk haar activiteiten uitoefent zoals nu onder de ‘werkelijke zettelleer’ nog geldt. Men kiest in het WVV voor de statutaire zetelleer. Concreet wil dit zeggen dat men een vennootschap kan oprichten in het buitenland (bijvoorbeeld Nederland) en deze vennootschap al haar activiteiten laten uitoefenen in België zonder dat het Belgisch vennootschapsrecht van toepassing wordt op die vennootschap. Let op, dit verandert niets aan de toepasselijkheid van de andere rechtstakken zoals bijvoorbeeld het Belgisch fiscaal recht en faillissementsrecht. Deze blijven onverkort van toepassing op uw vennootschap zoals nu reeds het geval is. Ook is een inschrijving in de Belgische kruispuntbank van ondernemingen nog steeds nodig om in België professionele activiteiten uit te oefenen.

Zoals reeds aangegeven blijft bovenstaande uiteenzetting zeer beperkt. Het valt sowieso aan te raden om bij specifieke gevallen of vragen over het WVV advies hierover in te winnen of toch minstens de wet te raadplegen. Vele onderdelen van het vennootschapsrecht zullen immers gewijzigd worden.

 

11 maart 2019

 

 

 

 

 

Jasper Baert

Advocaat

Wettelijke verankering van persoonlijke zekerheden op komst in Nieuw Burgerlijk Wetboek.

In het nieuw boek 9 “Zekerheden”, waarvan het wetsvoorstel net is ingediend, zullen zogenaamde ‘persoonlijke zekerheden’, een meer uitgewerkt wettelijk kader krijgen. Het nieuwe boek 9 zal echter ook regels bevatten over zakelijke zekerheden zoals de hypotheek, het pandrecht, het...

Aardverschuiving voor aansprakelijkheid van onderaannemers op til: de afschaffing van de quasi-immuniteit van de uitvoeringsagent.

De goedkeuring van het wetsvoorstel houdende Boek VI van het Nieuw Burgerlijke Wetboek door de Kamer op 1 februari 2023, brengt een aantal ingrijpende wijzigingen met zich mee op het vlak van buitencontractuele aansprakelijkheid. Één van de meest opvallende aanpassingen...

Toegang tot het beroep van vastgoedmakelaar vereenvoudigd

De originele wet uit 2013 werd op 22 januari 2024 hervormd door de nieuwe vastgoedmakelaarswet die op 1 februari 2024 in werking is getreden. De voornaamste doelstellingen van de wetshervorming zijn het vergemakkelijken van de toegang tot het beroep en...